Hoe complexer een probleem, hoe simpeler de oplossing moet zijn. Zo denken wij mensen nu eenmaal. En wanneer we een beslissing nemen, vertrouwen we eerder op een intuïtief kader dan op doordachte en doorgerekende analyses van beschikbare alternatieven. Gaan die beslissingen over het milieu, dan noemt men dat “milieufolklore”. Uitsluitend vertrouwen op intuïtie kan ons echter danig parten spelen als we werkelijk de juiste beslissing willen nemen om bij te dragen aan het terugdringen van de schadelijke effecten op het natuurlijk milieu. Hoe dat allemaal in elkaar zit, lees je hier.

COMPLEXE KEUZE

Als we complexe keuzes moeten maken, vallen we het liefst van al terug op de meest simpele oplossingen. Daarbij komt ook nog eens kijken dat we graag horen wat we best wel of niet doen. En zo waren we als kind al. Is de oplossing te complex? Dan gaan we zitten puffen en allerlei redenen zien waarom het niet zou kunnen lukken. Verdict: we zakken moedeloos onderuit.

Eerder dan veel tijd en energie te steken in het uitgebreid bestuderen van een complex probleem en van de beschikbare alternatieve oplossingen, vertrouwen we op een soort intuïtief kader.  Je kent het wel, dat stemmetje in je hoofd dat je vertelt wanneer je het goed doet. Toegepast op complexe milieuproblemen leidt dat tot milieufolklore. Dat intuïtieve kader is gebaseerd op ervaringen, op wat we hebben van horen zeggen, op fragmentarische kennis, op wat we zelf (willen) geloven dat juist is, enz. Het is meestal niet echt wetenschappelijk onderbouwd.

Dat maakt het zich bewust zijn van milieufolklore belangrijk, want we willen toch allemaal goed doen voor het milieu, niet? Hoe weten we of onze acties als individu, als gemeenschap daadwerkelijk bijdragen aan het terugdringen van de schadelijke effecten op het natuurlijke milieu? Als we werkelijk voor meer duurzaamheid willen gaan, zullen we toch betere manieren moeten vinden om met complexiteit om te gaan.

LIFE CYCLE ANALYSIS (LCA)

De wetenschap tracht ons tegemoet te komen met levenscyclusanalyses. Zo bekijken ze de milieu-impact van een product in de verschillende stadia: van grondstofontginning over productie, distributie, gebruik tot end-of life. Ieder stadium heeft een impact op het milieu, die men probeert zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dat levert fascinerende inzichten en ontkracht sommige hardnekkige mythes.

Foto © Pexels

Een voorbeeld: de elektrische waterkoker. Fabrikanten brengen superzuinige modellen op de markt, die met (relatief) weinig energie water aan de kook brengen. Maar wat blijkt uit een Britse studie? 65% van de Britten vult de hele waterkoker voor één kopje thee. Er wordt dus voortdurend een heleboel water onnodig gekookt. Volgens berekeningen is één dag onnodig energiegebruik door waterkokers in Engeland voldoende om alle straatverlichting één nacht te laten branden. Nochtans denkt iedereen die een superzuinige waterkoker heeft gekocht dat hij goed deed voor het milieu.

Foto © Pexels

Een ander voorbeeld: de komkommer met een ‘jasje’. De overgrote meerderheid van de Vlamingen is het er over eens: de plastic folie rondom een kommer is het archetype van een totaal onnodige verpakking. ‘Ecologisch rampzalig!’ Klinkt het dan. Maar is klopt dat wel? Een komkommer bestaat voor minstens 95% uit water en heeft de neiging snel vocht te verliezen. Daardoor wordt de komkommer slap en de textuur ervan enigszins rubberig. En niemand wilt een slappe komkommer kopen, toch? Daardoor worden ze door de supermarkt als afval afgevoerd. Zelfs de halve komkommer thuis in de koelkast wordt weggegooid als hij slap is geworden. Wat ons bij een enorme problematiek brengt: voedselverspilling: voedselverspilling. Daarbij moet je niet enkel kijken naar de milieu-impact van dat afval, maar moet je je ook realiseren dat alle milieu-impact in de voorgaande stadia compleet onnodig is gebleken. Zo bekeken is de folie rondom een komkommer ecologisch een fantastische oplossing: de ‘levensduur’ van een komkommer wordt tot 2 weken verlengd. Dus minder voedselverspilling.

Foto © Pexels

Een laatste voorbeeld, kies je voor plastic of papieren zakken?  “Weg met plastic! Papier is beter voor het milieu!” Klinkt het. Of beter nog: “Herbruikbaar katoen!” Nochtans zeggen LCA’s: papier en katoen zijn slechter voor het milieu. Voor papier wordt dan verwezen naar het hoge water- en energieverbruik tijdens de productie en op de hoge impact van de logistiek. Dat heeft te maken met het feit dat je een papierzak 4 tot 10 keer zo zwaar moeten maken om dezelfde functionaliteit te hebben als een plastic zak. Voor katoen wordt erop gewezen dat de teelt een hoog waterverbruik vereist (tot 11.000 liter voor 1 kg katoen) en net als een hoog pesticidengebruik (tot 25% van alle pesticidenproductie op deze wereld is bestemd voor de katoenteelt). Bovendien worden katoenen producten doorgaans gemaakt in sweat shops met hele slechte werkomstandigheden en soms zelfs kinderarbeid. Prof. Kim Ragaert van UGent zegt: om eenzelfde milieu-impact te hebben als een éénmalig gebruikte plastic zak moet een zak uit 100% gerecycleerd papier minstens 4 keer hergebruikt worden en een katoenen zak minstens 173 keer! Kijk zeker een keertje naar haar TD-talk.

“Wanneer je in een file staat omdat iemand zijn auto in het midden van de weg heeft geparkeerd, gaan we dan boos worden op de auto of de idioot die zijn auto daar zet?”

Professor Kim Ragaert

Het probleem van plastic in zwerfvuil is trouwens geen probleem van het materiaal, maar wel van onaangepast menselijk gedrag. Zoals professor Kim Ragaert zelf zegt: “Wanneer je in een file staat omdat iemand zijn auto in het midden van de weg heeft geparkeerd, gaan we dan boos worden op de auto of de idioot die zijn auto daar zet?” Eentje om over na te denken, niet waar?

COMPLEXE OPLOSSING

Is het dan voldoende naar een LCA te kijken om het licht te zien? Wie zal het weten… Deze techniek is zeker meer objectief en meer onderbouwd dan puur buikgevoel. Maar het blijft in zekere mate een simplificering van een complex probleem. De techniek bulkt ook van de aannames en veralgemeningen, die soms ver van de werkelijkheid liggen. En de berekeningen gebeuren op basis van veralgemeende meta-data die ook niet altijd de specifieke situatie vatten.

De boodschap is dan ook: een LCA is beter dan milieufolklore, maar neem de LCA ook maar eens kritisch onder de loep. Te stellen vragen zijn: dekt de LCA werkelijk alle stadia van de levenscyclus? Zijn de aannames over wat er in elk stadium gebeurt realistisch en volledig? Welke data zijn bij de berekeningen gebruikt en hoe representatief zijn die ? En heel belangrijk, wie heeft de LCA opgesteld? Er worden nogal veel LCA’s opgesteld ‘pour le besoin de la cause’.

Dus sorry, er is geen simpel antwoord op de complexe milieuvraagstukken, waarmee we geconfronteerd worden. Maar het verdient zeker de moeite om los te komen van de voor de hand liggende milieufolklore en verder te kijken dan de neus lang is. Succes!